Financieel meerjarenperspectief 2026-2029

4.1 Financieel meerjarenperspectief 2026-2029

4.2 Wijzigingen programma's

Wijzigingen programma's

Terug naar navigatie - 4.2 Wijzigingen programma's - Wijzigingen programma's

Hieronder de recapitulatie van de wijzigingen die we hebben verwerkt in de programma's.  De details hiervan hebben we in de betreffende programma's toegelicht.

Omschrijving (bedragen x € 1.000) - = nadeel 2026 2027 2028 2029
Leefbaarheid -1.078 -1.070 -1.061 -1.092
Aantrekkelijke stad -140 -40 -40 -40
Sociale samenhang -5.241 -5.631 -478 -402
Bestuur -49 -49 -49 -49
Overhead -207 -207 -7 -7
Totaal -6.715 -6.996 -1.635 -1.589

4.3 Uitkeringen gemeentefonds

Uitkeringen gemeentefonds

Terug naar navigatie - 4.3 Uitkeringen gemeentefonds - Uitkeringen gemeentefonds
Omschrijving (bedragen *€ 1.000) - = nadeel 2026 2027 2028 2029
Decembercirculaire 2024 accres 836 772 963 5.244
Voorjaarsnota Rijk 2025 accres 1.425 1.555 1.616 1.857
Voorjaarsnota Rijk 2025 demping ravijnjaar 1.151 1.209 1.243 1.177
Voorjaarsnota Rijk 2025 jeugd 3.211 3.107 -1.156 -1.064
Totaal 6.623 6.643 2.666 7.214
  1. In de decembercirculaire 2024 zijn voornamelijk de accressen voor volume en prijs aangepast. Het bedrag voor 2029 valt hierbij op maar dat is het gevolg van het toevoegen van dat jaar aan onze meerjarenplanning. Dit zien we ook terug bij de indexeringen.
  2. Voor de mutatie op de gemeentefonds uitkering gaan we in deze kadernota uit van de voorjaarsnota 2025 van het Rijk. In de voorjaarsnota 2025 van het Rijk zijn de volgende mutaties gemeentefonds opgenomen:
    - Aanpassingen van de accressen voor volume en prijs;
    - Aanpassingen ten behoeve van de demping van het ravijnjaar (2026). Eerder heeft het Rijk de gemeenten landelijk structureel gekort € 2,4 miljard en dempt hiervan in de voorjaarsnota een bedrag van € 400 miljoen in 2026 oplopend naar € 424 miljoen in 2029
    - Aanpassingen ten behoeve van de jeugdzorg. Zo krijgen we als gemeenten een structurele compensatie van 50% voor hogere lasten jeugdzorg gebaseerd op het rapport van deskundigencommissie Van Ark, ontvangen we voor 2 jaar een hoger uitkering doordat er wordt ingegroeid op de maatregelen hervormingsagenda, worden we gekort vanaf 2028 door het invoeren van een eigenbijdrage jeugdzorg, worden we gekort doordat de maatregelen hervormingsagenda van 2028 worden geïndexeerd. Tenslotte worden we gekort doordat er lagere kosten worden verwacht door het sturen op projectduur jeugdzorg.  Daar waar de mutaties gemeentefonds jeugdzorg gevolgen hebben voor de lasten en baten jeugdzorg zijn die opgenomen in het programma sociaal domein. 

De mutaties voorjaarsnota 2025 Rijk worden geformaliseerd in de meicirculaire. Eventuele afwijkingen verwerken we in de programmabegroting 2026-2029.

 

 

4.4 Financiële uitgangspunten 2026-2029

Financiële uitgangspunten

Terug naar navigatie - 4.4 Financiële uitgangspunten 2026-2029 - Financiële uitgangspunten
Omschrijving (bedragen *€ 1.000) - = nadeel 2026 2027 2028 2029
1. Inflatie lonen -966 -1.103 -1.188 -3.495
2. Inflatie materiële budgetten -274 -382 -364 -3.520
3. Inflatie Gr'en en subsidies (VZG) 408 12 -127 -1.220
4. Indexering inkomsten 0 0 0 2.249
5. Rente 0 0 0 0
6. Extra inzet dividend ZEH 1.440 1.440 1.440 1.440
7. Toeristenbelasting -185 -587 -453 -357
8. Rente Scheldekwartier 0 0 -500 -1.000
9. Herijking nieuwe investeringen 0 223 470 -99
Totaal 423 -396 -722 -6.002

1. Inflatie lonen

Terug naar navigatie - 4.4 Financiële uitgangspunten 2026-2029 - 1. Inflatie lonen

Dit betreft de actualisatie van de verwachte indexering van de lonen waarbij we als uitgangspunt de indexen van het CEP (Centraal Economisch Plan) hanteren tenzij er CAO verplichtingen zijn. In deze kadernota zijn we uitgegaan van de CAO afspraken tot en met 1 april 2027. 

Jaar 2025 2026 2027 2028 2029
Percentage begroting 2025 4,40% 3,80% 4,80% 4,00%
Percentage kadernota obv CEP 2025 3,50% 4,20% 4,50%
CAO gemeenten 6,00% 4,54% 1,60%

2. Inflatie materiële budgetten

Terug naar navigatie - 4.4 Financiële uitgangspunten 2026-2029 - 2. Inflatie materiële budgetten

Dit betreft de actualisatie van de verwachte indexering van de materiële uitgaven waarbij we als uitganspunt de indexen van het CEP (Centraal Economisch Plan) hanteren. Uitzonderingen hierop zijn de budgetten Jeugd en WMO daar hanteren we de OVA (de overheidsbijdrage in de arbeidskosten ontwikkeling). Dit percentage bedraagt 4,19%. Omdat dit niet meerjarig wordt berekend hanteren we dit percentage ook voor de komende begrotingsjaren.
Daarnaast corrigeren we enkele omissies in de berekening indexering zoals opgenomen in de programmabegroting 2025.

Jaar 2026 2027 2028 2029
Percentage begroting 2025 2,20% 2,20% 2,20%
Percentage kadernota obv CEP 2025 2,10% 2,20% 2,20% 2,30%

3. Inflatie Gr'en en subsidies

Terug naar navigatie - 4.4 Financiële uitgangspunten 2026-2029 - 3. Inflatie Gr'en en subsidies

Bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen en subsidies aan stichtingen met personeel worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de VZG richtlijn. In de VZG richtlijn 2026 is een bezuiniging opgenomen van 2,2%. Deze bezuiniging hebben we toegepast voor 2026.  Naast de bezuiniging houden we in afwijking van het VZG uitgangspunt wel rekening met een inflatie percentage.  

Indien er Gr-en of stichtingen zijn die van de VZG richtlijn willen afwijken dan nemen ze dat in de begroting op en zal daar een afzonderlijk besluit op volgen wat we op dat moment in de begroting opnemen.  Voor de jaren 2027 tot en met 2029 nemen we geen extra bezuinigingen op omdat daar nog geen besluit over is genomen door de VZG. Wel houden we voor deze jaren rekening met een inflatie percentage gebaseerd op de uitgangspunten van de VZG.

 

Jaar 2026 2027 2028 2029
Percentage begroting 2025 3,90% 3,90% 3,90%
Percentage kadernota obv CEP 2025 1,70% 4,23% 3,60% 3,81%

5. Rente

Terug naar navigatie - 4.4 Financiële uitgangspunten 2026-2029 - 5. Rente

Wat betreft de rente zien we een daling van de rentepercentage voor nieuw af te sluiten leningen. Dit verwerken we in de programmabegroting 2026-2029.  Daarentegen zal de exit artikel 12 mogelijk leiden tot hogere rentelasten. De voorgestelde bijdrage exit artikel 12 is immers lager dan de eerder toegezegde bijdrage art 12.  Dit mogelijke effect verwerken we zodra er een definitief besluit is.  De verwachting is dat dit ook in de begroting 2026-2029 verwerkt kan worden.

6. Extra inzet ZEH dividend

Terug naar navigatie - 4.4 Financiële uitgangspunten 2026-2029 - 6. Extra inzet ZEH dividend

De Zeeuwse gemeenten ontvangen de komende jaren dividenden vanuit de Zeeuwse Energie Houdstermaatschappij (ZEH). In het ondernemingsplan geeft ZEH een inschatting van de te verwachten dividenduitkeringen.
De komende jaren gaat het om de volgende uitkeringen:
- 2025 € 110 miljoen
- 2026 € 175 miljoen
- 2027 € 155 miljoen
Vlissingen heeft hierin een aandeel van 5,76%. In de aandeelhoudersvergadering gedurende het jaar maakt ZEH het definitieve dividend bekend. De provincie geeft aan dat we tot een maximum van 75% van het aandeel van € 100 miljoen dividenduitkering als structureel dekkingsmiddel in de begroting mogen opnemen. In onze begroting hebben we al 50% van het dividend als dekkingsmiddel opgenomen. We verhogen dit nu naar 75%. In de risicoparagraaf bij de begroting 2026 geven we aan hoe we de komende jaar en dit dividend gaan afbouwen. Immers, de dividenden zijn eindig en lopen vooralsnog tot en met 2033.

7. Toeristenbelasting

Terug naar navigatie - 4.4 Financiële uitgangspunten 2026-2029 - 7. Toeristenbelasting

In de begroting 2025-2029 zijn we ervan uitgegaan dat als gevolg van nieuwbouw hotels en uitbreiding van bestaande hotels het aantal overnachtingen van toeristen zou stijgen en daarmee ook de toeristenbelasting.  Door diverse omstandigheden zien we dat de realisatie van nieuwe hotels en uitbreiding van bestaande hotels vertraging oploopt waardoor de stijging van verwachte overnachtingen van toeristen moet worden bijgesteld en dus ook de opbrengst toeristenbelasting.

8. Rente Scheldekwartier

Terug naar navigatie - 4.4 Financiële uitgangspunten 2026-2029 - 8. Rente Scheldekwartier

Voor het ontwikkelen van een grondexploitatieplan moeten we geld lenen. De rente van deze leningen rekenen we toe aan de grondexploitatie. Grondexploitatieplannen sluiten normaal gezien met relatief kleine verliezen of winsten. Het afsluiten van een grondexploitatieplan heeft dan verder ook geen grote rente-effecten voor het begrotingssaldo.
Voor de grondexploitatie Scheldekwartier is dat echter heel anders. Dit plan zal waarschijnlijk in 2030 worden afgesloten met een verlies van circa € 100 mln.  Jaarlijks rekenen we volgens de uitgangspunten rente toe aan de grondexploitatie Scheldekwartier over een bedrag ongeveer € 100 mln. Zodra het plan is afgesloten kunnen we niet langer de rente toerekenen terwijl de rentelasten blijven. 
De rente zal dan voor een groot deel verdeeld worden over de overige taakvelden en ten laste komen van het begrotingssaldo. In totaliteit gaat het over een bedrag van naar verwachting € 1,5 miljoen structureel in 2030. 
Gezien de impact hiervan willen we hierop anticiperen door vanaf 2028 jaarlijks een groeiende ruimte te creëren in het begrotingssaldo zodat we het rentenadeel vanaf 2031 structureel kunnen opvangen. In praktische zin betekent dit dat we in de jaren 2028 tot en met 2030 een groeiende storting in de algemene reserve doen welke in 2031 geheel stopt om het nadeel structureel te kunnen opvangen.

9. Herijking investeringen

Terug naar navigatie - 4.4 Financiële uitgangspunten 2026-2029 - 9. Herijking investeringen

We hebben kritisch naar onze investeringen gekeken en een aantal investeringen herijkt. Daarnaast houden we vast aan het uitgangspunt dat we 75% van de investeringsopgaaf tijdig realiseren.

Met ingang van begrotingsjaar 2025 gaan we over op beschikbaar stellen van het krediet in een keer (daar waar dat van toepassing is). Zie hiervoor het onderdeel investeringen.